Metamodel voor de Taal kaartspel

Het Metamodel voor de Taal stelt je in staat systematisch controle te krijgen over de inhoud van jouw gesprekken. Je leert te luisteren naar de manier waarop mensen hun taal vormen, en je leert welke reacties jij wanneer moet geven en welke vragen te stellen om zo de informatie van de ander helder, duidelijk en gegrond te krijgen. Op die manier creëer je voor jezelf, maar ook voor die ander, inzicht in de precieze inhoud van de boodschap.
Anders gezegd: doordat je weet wat en hoe te doen, kun je het beeld completer maken en razendsnel tot de kern komen.
Het Metamodel voor de Taal (hierna: MvdT) onderscheidt vijftien verschillende soorten onvolledigheden in taal en die zijn weer verdeeld in drie hoofdgroepen. Elk van de verschillende onvolledigheden heeft zijn eigen specifieke reacties die er voor zorgen dat de ontbrekende informatie aangevuld wordt. Vanwege deze formele structuur geeft het model je veel houvast.
Dat betekent jammer genoeg ook dat er weinig ruimte is voor eigen interpretatie en individuele aanpassingen van de vragen en reacties.
Dit alles maakt dat het MvdT een model is dat gedegen en zorgvuldige oefening vereist.
Om dat oefenen te bevorderen en om jullie te voorzien van een stevige basis, hebben we het MvdT-kaartspel ontwikkeld.
Hoe werkt het kaartspel?
Zoals elk kaartspel, bestaat ook deze uit zo’n 52 kaartjes. Op elk kaartje staat aan de voorkant een uitspraak, we hebben ons best gedaan ze zo geloofwaardig mogelijk te krijgen :). Ook op de voorkant staat de MvdT-onderscheiding, zodat je alvast een houvast hebt welke kant je op moet zoeken.
Op de achterkant staat bovenaan de theoretische uitleg van de onderscheiding. Daaronder vind je de uitwerking van elke soort vraag die bij de soort onvolledigheid hoort, zo aangepast dat je ‘m als reactie op de voorbeeldzin kunt geven.
Je kunt op twee manieren oefenen met het kaartspel.
1 – alleen, je kijkt dan naar de voorkant en bedenkt zelf welke reactie(s) je zou willen geven. Je controleert jezelf met de achterkant van de kaart en sorteert de kaartjes op ‘wist ik wel’ ‘wist ik bijna’ en ‘wist ik niet’. Op die manier krijg je inzicht in welke onderscheidingen nog wat meer aandacht nodig hebben.
2 – samen, de één spreekt dan de uitspraak uit en de ander bedenkt welke reactie(s) hij zou willen geven. De ‘voorlezer’ geeft dan feedback op de gekozen reactie(s) en bespreekt eventueel de onderscheiding.



